Na drie droge jaren zijn we in 2021 gestart om druppelirrigatie in de praktijk te testen op zowel gras- als maisland bij het MIC. We kunnen concluderen dat we veel geleerd hebben over wat wél werkt of juist niet werkt. Bij praktijkgericht onderzoek is weten wat niet werkt net zo belangrijk. Juist daarmee kunnen we klanten ook uitleggen waarom iets op een bepaalde manier werkt, om obstakels te voorkomen.
Nauwkeurig en precies
Bij het leggen werd direct duidelijk dat de grondbewerking grote invloed heeft op hoe nauwkeurig de druppelslangen in de grond gelegd kunnen worden. Hoe fijner en egaler de grond, hoe beter het resultaat. Ook hebben we gemerkt dat we de nodige tijd hebben moeten investeren voor het aanleggen van de slangen en het leren omgaan met het irrigatieprogramma. De frequentie en hoeveelheden water vragen continue bijsturing, afhankelijk van het weer en groeistadium van het gewas. We maken gebruik van satellietdata en diverse vochtsensoren gedurende het seizoen om de voortgang te monitoren.
Resultaten in de mais
Inzet loont en we hebben goed geoogst. Ondanks dat 2021 een gemiddeld jaar was met matige temperaturen en geregeld een bui, was in de mais wel duidelijk verschil te zien in NDF-verteerbaarheid. Deze lag bij de fertigatie (bemesting via de slang) en druppelirrigatie 3 tot 5 procent hoger. De ds-opbrengst kon niet helemaal meekomen, maar is verklaarbaar door de keuze om voor 1 oktober te hakselen in verband met zaaien van een vanggewas. Hierdoor was de oogst minimaal een week eerder dan het optimale moment.
In 2022 was het verschil in opbrengst veel duidelijker. Bij druppelirrigatie lag de ds-opbrengst 10 procent hoger dan standaard en met toediening van meststoffen via de druppelslang kwam de VEM op 1010 ten opzichte van 985 voor standaard. De twee fertigatie-objecten waren de enige stukken waar de VEM boven de 1000 uit kwam. In de rassendemo (op hetzelfde perceel) schommelde de VEM tussen 950 en 985.
Waar het praktijkperceel zijn kleur begon te verliezen, bleven de velden waar water werd gegeven mooi fris groen en verliep de afrijping gelijkmatiger. Bij een 15 procent hogere ds-opbrengst lag de zetmeelopbrengst per hectare zelfs 15 procent hoger voor alle objecten waar water werd gegeven. Druppelirrigatie levert ook in droge jaren niet alleen meer droge stof op, maar ook meer energie en voederwaarde.
Naast het vergelijk tussen standaard druppelirrigatie en fertigatie hebben we dit jaar ook geëxperimenteerd met het gebruik van dunne fractie drijfmest in de druppelslangen. Eenmaal in de druppelslang zijn er geen problemen met afgifte of verstoppingen. De grootste uitdaging zit hier in de infrastructuur om de drijfmest in de juiste dosering bij de slangen te krijgen. Er moeten heel wat kuubs aangevoerd worden om de volledige drijfmestgift in het voorjaar te vervangen. Dit vraagt ook het nodige van je pompcapaciteit in combinatie met je bronpomp. Daarnaast moet er vooraf goed gefilterd worden zodat vaste deeltjes geen probleem voor je pomp en druppelslangen vormen.
Na twee jaar proeven doen in mais is de potentie duidelijk, de meerwaarde komt niet alleen uit extra ds-opbrengst, maar daar bovenop ook uit extra zetmeel en voederwaarde. Nu is het zaak het gebruik van druppelirrigatie en fertigatie verder te optimaliseren, want 2022 was zeker niet het laatste droge jaar.
Resultaten in grasland
In grasland werd gedurende de zomer ook duidelijk waar de slangen in het perceel lagen en waar extra water kon worden gegeven. Waar geen water werd gegeven verdroogde de zode en kwam de groei volledig tot stilstand. Boven de druppelslangen stagneerde de groei maar bleef het gras relatief groen en fris. Helaas vertaalt dit zich nog te beperkt in meeropbrengst. Hiervoor moeten we komende jaren verder kijken naar de frequentie en hoeveelheid van water geven.
De effecten op de opbrengst zijn sterk afhankelijk van het moment in het seizoen. Bij voldoende (bodem)vocht in het voorjaar is er weinig meerwaarde voor extra water via de druppelslang en is er geen meeropbrengst in droge stof ten opzichte van de standaard bemeste percelen. Bij de tweede snede werd wel duidelijk dat extra vocht tot betere droge stof opbrengst leidde, +10 procent ten opzichte van het standaard perceel. Hoewel er nog niet direct sprake was van droogte, had het gebrek aan neerslag al effect op het gewas.
Technisch lopen we in grasland nog wel tegen de nodige uitdagingen aan. Bij gebruik van bronwater en meststoffen in de druppelslangen is goed onderhoud een vereiste. Spoelen en reinigen is dan ook noodzakelijk en als je dat niet tijdig doet, gaat het ten koste van het efficiënt water geven.
Daarnaast kwamen we in de loop van het seizoen de problemen die we met het leggen van de slangen hebben gehad weer tegen middels lekkages. Door de spanning op de druppelslangen was op diverse plekken de slang van de koppeling los geschoten.
Over het hele seizoen zijn de verschillen in opbrengst en voederwaarde te klein om er duidelijke conclusies uit te trekken. Ook dat hoort bij onderzoek doen. Wij zien nog steeds goede kansen voor druppelirrigatie in grasland, zeker in combinatie met gebruik van drijfmest in de druppelslang. Maar het systeem en de aanpak vragen nog aanpassingen voordat het rijp is voor de praktijk.